leeuwergem'S HISTORY
GESCHIEDENISE

HET PARK

Leeuwergem is een buitengewone plek die geschiedenis uitademt.

Image

Realisaties van Pierre Emmanuel d'Hane


Tuinenliefhebber Pierre Emmanuel d'Hane begon rond 1762 aan het ontwerp van een weelderig klassiek park in de omgeving van zijn nieuwe kasteel dat hij liet optrekken in zijn heerlijkheid Leeuwergem waar hij graag de zomer doorbracht. In die tijd werd de creatie van een Frans park terug populair in de wereld. De erg rijke familie d'Hane werd gedreven door hoog reikende politieke en sociale ambities. Zei een populair gezegde toen niet: "à Gand, il faut être âne, triste, bête ou lent"? Dat woordspelletje verwijst naar de meest invloedrijke families van de stad, namelijk de families d'Hane, Triest, de markiezen van Wannegem-Lede en de graven van Lens. De familiale bekroning komt er in 1767 wanneer Maria Theresia van Oostenrijk hen de titel van graaf verleent. Weerspiegeling van deze klim op de sociale ladder: dit eerste klassieke park was ongezien verfijnd en ambitieus. Bij het originele ontwerpplan zit ook nog de Staet van becostinge van mijn casteel tot Leeuwerghem en tgonne daraf is depederende en handgeschreven instructies van Pierre Emmanuel zelf over de creatie van het park. We weten niet wie de auteur van het tuinenproject is. De manuscripten Mémoire pour les jardins de Leeuwerghem en Règlement pour les embellissements à faire aux jardins de Leeuwerghem bevatten alle wijzigingen die Pierre Emmanuel d'Hane wou aanbrengen aan het oorspronkelijke ontwerp. Hij geeft er bevelen en ontwikkelt er ideeën die voor het grootste deel uitgevoerd werden. Uit de toon kunnen we afleiden dat de man smaak had en perfect wist wat hij wou. Pierre Emmanuel wist wat hij deed op artistiek vlak, aangezien hij sinds 1754 naar de Academie voor Schone Kunsten van Gent ging.

Voor sommige van zijn keuzes liet Pierre Emmanuel d'Hane zich inspireren door de Théorie et pratique du jardinage van Dezallier d'Argenville, werk waarnaar hij expliciet verwijst in zijn memoires. De rekeningen vermelden in januari 1764 een betaling van 42 pond loon voor de vrijmaking van het bos van Leeuwergem. De volgende jaren werden duizenden jonge plantjes aangekocht: olmen, eiken, beuken, witte populieren, lindebomen, kastanjebomen, berken en haagbeuken.
Dit klassieke park werd gedeeltelijk geplant in de al bestaande 'tuin', waardoor verschillende elementen onveranderd bleven, zoals de lange toegangsdreef, de ommuurde tuin en de boomgaard ten noordwesten van het kasteel. De rest werd aangepast volgens de mode toen. De oevers van het water rond het kasteel werden geometrischer hertekend. De bossen werden gestructureerd in bosjes, waar paadjes en groenvlaktes doorheen liepen.
Dit tuinenproject moest het nieuwe kasteel in de verf zetten, waarvan de architectuur verlengd werd met de twee belangrijkste perspectiefassen. De eerste as loopt langs de dreef en gaat via de gemeenschappelijke binnenplaats recht naar de toegangspoort van het kasteel. De indeling binnen zet die as voort, die door het kasteel gaat en uitkomt op parterres en grasvelden. De tweede as is eerst verticaal en loopt in de andere richting door het kasteel, waarbij ze de spiegelvijver oversteekt en uitkomt achteraan in het bos.
De dreef wordt breder net voor het hek, waardoor je een vrij uitzicht krijgt over het kasteel. Conform het ontwerpplan is deze plek nog altijd omzoomd met oude lindebomen die u welkom heten.

Het gemeenschappelijke binnenplein is een plek met gewelven, afgesloten met hekken, ondersteund door monumentale pilasters. Die indeling komt perfect overeen met een model van de beroemde Parijse architect en theoreticus Jacques-François Blondel, gepubliceerd in 1738 (7). In die tijd was het binnenplein bezet met twee grote parterres die perfect symmetrisch waren. De arabeskenversiering aan de uiteinden herinnert aan de rocaillestijl van het kasteel. Die veelvoorkomende vorm vinden we terug in de boeken van Dezallier d'Argenville en van Blondel. De toegangsbrug bestond uit twee bogen en eindigde met een houten ophaalbrug die aan het eind van de 18e eeuw vervangen werd door een derde boog die kleiner is dan de twee eerste bogen. Aan de andere kant van het kasteel gaf een smallere brug uit op de achterste parterres. Historicus François Gérard beschrijft in 1853 een brug met smeedijzeren balustrades met daarop het familiewapen van de familie d'Hane (8). De heuvel van het kasteel heeft in het zuidoosten een gebogen vooruitspringend gedeelte. Pierre Emmanuel d'Hane wou zijn randen met blauwsteen bedekken en ze decoreren met een ijzeren balustrade versierd met kleine terracottafiguurtjes.
Ten zuidwesten van het kasteel voorziet het ontwerpplan een verfijnde compositie van broderie-parterres en grasperken en groenvlaktes in verschillende vormen. De broderie-parterres hebben een voor de jaren 1760 een archaïsch ontwerp, want Pierre Emmanuel zag liever zadelvormige bloemperken die hij wou versieren met bloemen en struiken en waarop hij perenbomen en appelbomen wou plaatsen. Die parterres kwamen mooi uit met de grote grasvelden op de achtergrond, met twee groepjes olmen en twee vakjes lindebomen.
De belangrijkste, klimmende perspectiefas van het park werd gestructureerd volgens drie ontwerpen. Het eerste bestond voornamelijk uit de grote vijver en verschillende parterres of bosjes, wat zorgde voor een vrij zicht over de nieuwe constructie.
De heuvel van het kasteel werd omringd door een grote waterspiegel waarbij het gebogen uiteinde aan de zuidoostelijke kant versierd is met een waterwerk en twee fonteinen. Al die waterpartijen moesten de aandacht trekken van de toeschouwer op het hoofdperspectief van het park..

De bosjes rechts werden niet gerealiseerd. Pierre Emmanuel wou liever de oude vierkante boerderij behouden op die plaats. Maar het grotere bos links, de balzaal, werd wel gerealiseerd.
Na het grote wateroppervlak liep de perspectiefas door twee parterres tot bij een fontein en daarna doorboorde hij de ster en het bos om uiteindelijk te eindigen in het uitkijkpunt. Volgens de orders van Pierre Emmanuel werden de grasparterres op het ontwerp vervangen door parterres met compartimenten, geïnspireerd op pagina 50 van La theorie et la pratique du Jardinage van Dezallier d'Argenville (9). De twee bosjes naast die parterres bevatten groenvlaktes. In het bosje links vinden we de Plek met de kastanjebomen waar Pierre Emmanuel een grote obelisk wou laten plaatsen met daarop een goudkleurige bol van 20 voet hoog. Dat project werd niet gerealiseerd toen hij nog leefde. Zijn oudste zoon, Emmanuel, liet er één plaatsen niet ver daarvandaan toen hij het Engelse bos dat zijn vader gestart was, vergrootte en transformeerde. Daarnaast bevindt zich de plek met de olmen met een iets ingewikkelder ontwerp, met een grasperk en twee kamers. Pierre Emmanuel wou er in het midden een Venus van 4 voet op een sokkel van blauwsteen plaatsen en kleine allegorische figuren op sokkels in de omtrek van de plek.
Op de centrale achtergrond werd een waterval met zeven stralen ingebouwd in het terras. Pierre Emmanuel leek niet overtuigd. "Wat betreft de waterval aan het hoofd van het grote wateroppervlak, ik laat er intelligente mensen enkele ontwerpen van maken, want de waterwerken op de plannen van de heer Carpentier moeten bewaard blijven, die maken het mooi".

Het tweede deel van het plan bestaat uit een groot terras. De kanten van het terras dat uitkijkt over het park werden versierd zoals Pierre Emmanuel het wou met olmen afgewisseld met kleine beelden op witgeschilderde sokkels. Een grasparterre met erg verknipt rocaillemotief wordt omringd door een zuilenrij van olmen, wat opnieuw de aandacht vestigt op de perspectiefas.
Daarop volgt een 'ster versierd met vijvers en veldjes'. De ster is een proces dat vaak gebruikt werd in de 18e eeuw om bosgebieden te ordenen door ze te doorbreken met een al dan niet ingewikkeld geometrisch spel van lanen. Op deze plaats was de oorspronkelijke moeilijkheid het harmoniseren van de grote niveauverschillen van het terrein. Vandaar het ingewikkelde spel van terrassen en trappen vanaf het centrale terras en de hoofdlaan die de verenigende factoren zijn. Om bij de lager gelegen vijvers rechts te komen, voorzag het plan een dubbel terras met eerst een trap van gras en dan een zachte helling. Dit terras tussen de twee niveaus kreeg alle aandacht van de landheer. Hij wil ze verfraaien met kleine figuurtjes, vazen, bloempotten en andere versieringen die symmetrisch in rijen geplaatst moeten worden. Hij wil graag ook aan beide kanten van de hellingen een bladergewelf bouwen en de berm van het terras beplanten met dubbele kersenbomen afgewisseld met vazen met bloemen geplaatst op vierkante stukken blauwsteen.
De bosjes rechts komen mooier uit dankzij de Forelvijvers in de groenvlaktes. Pierre Emmanuel wou twee groepen standbeelden in blauwsteen laten beeldhouwen als decoratie voor de fonteinen. De bosjes links, op het hoogste deel van de ster, werden opgesmukt met twee groenvlaktes waar Pierre Emmanuel twee figuren wou plaatsen uit zijn tuin in Gent.

Het derde en laatste deel van het plan betreft een zone die meer in zijn natuurlijke staat gelaten werd. Aan het uiteinde van de hoofdlaan, op het hoogste niveau van het park, werd een amfitheater gebouwd, met daarbij een vijver en daarboven het uitkijkpunt (vanaf waar je een prachtig uitzicht had). De twee lange kanalen die langs de centrale laan lopen werden misschien niet gerealiseerd, aangezien we ze niet vinden op de latere plannen. De vijver in het midden van het amfitheater had een speciale vorm, werd versierd met een waterbubbel en deed dienst als reservoir voor de fonteinen van de forelvijvers. Op basis van het plan van landmeter Van der Massen van 1785, merkten we dat Pierre Emmanuel op het hoge terras een uitkijkpunt wou maken in plaats van de rechthoekige groenvlakte voorzien op het ontwerp.
De smaak van Pierre Emmanuel d'Hane evolueerde met de komst van nieuwe trends. De nieuwe Engelse stijl overtuigde hem. Dat leiden we af uit zijn Précis ou coup d’œil de la course de Leeuwerghem à Enghien, Ath, Beloeil, l’Hermitage, Tournai, Elchin et Audenarde, gemaakt in augustus 1782. Hij becommentarieert als oordeelkundig toeschouwer de vier bezochte tuinen. We weten niet wanneer de opbouw van het Engelse bos van Leeuwergem begon. In 1785 bewijst het beëdigde plan van landmeter Van der Massen dat Pierre Emmanuel d'Hane een heuvelachtige tuin in die stijl onderbracht in het westelijke gebied van de ganzenpoot van het bos. De eerste fase van de inrichting van het Engelse bos werd waarschijnlijk uitgevoerd tussen 1782 en 1785.

Realisaties van Emmanuel d'Hane van Leeuwergem


Na het overlijden van Pierre Emmanuel d'Hane in 1786 erft zijn oudste zoon Emmanuel de Heerlijkheden van Leeuwergem en Elene. Zijn jongere broer, Jean-Baptiste, erft het herenhuis van de familie in Gent. Het klassieke park en het Engelse bos in Leeuwergem krijgen een volledige transformatie.
In één generatie werden de klassieke parken, onder invloed van de Engelse stijl, een stuk eenvoudiger. Emmanuel liet geen broderie-parterres of groenvlaktes aanleggen, waar zijn vader zo van hield, omdat ze uit de mode waren. Hij breidde de grote spiegelvijver uit en liet het openluchttheater bouwen en het kanaal graven. De meest spectaculaire verandering die het bos onderging, was het schrappen van de ganzenpoot, een ouderwets overblijfsel. De paadjes in het bos werden vereenvoudigd zodat er maar één vertrekpunt en één aankomstpunt meer was. Waarom kwam het in hem op om een parcours te ontwerpen en het oostelijke deel van het bos, dat tot hiertoe natuurlijk gelaten was, aan te leggen?
Emmanuel had het hele park kunnen omvormen volgens zijn nieuwe, Engelse smaak. Dan had hij de grote vijver kronkelige oevers moeten geven, zodat alles een onregelmatiger aspect kreeg. Dat was niet noodzakelijk moeilijker of duurder geweest dan de grote werken die hij liet uitvoeren. Hij verkoos een compositie van gemengde stijlen waarbij de duidelijke indeling tussen regelmatige en onregelmatige ruimte zowel het klassieke als het Engelse deel tot hun recht liet komen door het contrast. Dat ontwerp moet gezien worden als een voorbereidend werk voor de uiteindelijke aanleg van het park, vier jaar later.
Er is geen duidelijke datum van het finale ontwerp, maar we weten dat het ontworpen werd na een reis van Emmanuel d'Hane naar Engeland in 1789 en voor de gegraveerde prent van Jacques Trachez van 1790. Een recent ontdekt archief verwijst daarnaar. Naar aanleiding van de Onafhankelijkheid van België in 1830, schreef een zekere Le Mayeur de Merprès een gedicht waarin hij een vers opdroeg aan Emmanuel d'Hane:

« T’offrirai-je ce parc, si cher à l’Anglomane,
Par les premiers essais qu’y fit le comte d’Hane »
.

Als toelichting schrijft Le Mayeur: "Rond het jaar 1789 liet graaf Emmanuel d'Hane, die toen in Engeland verbleef, de mooiste ontwerpen van de nieuwe Engelse tuinen kopiëren. Die paste hij toe in het park van zijn kasteel van Elene, dorp vlak bij Zottegem, in Vlaanderen, en combineerde hij met het kweken van exotische planten die hij in Engeland verzamelde". Emmanuel d'Hane stond bekend als een echte anglofiel, zowel wat betreft zijn politieke ideeën als zijn artistieke smaak, in die mate zelfs dat zijn vrienden in Gent hem 'notre anglois' noemden.
Le Mayeur leek niet te weten dat voor 1789 Emmanuel reeds het Engelse deel van het park dat zijn vader inrichtte, verbouwd had. In de maanden na zijn reis werkte hij de bijna volledige transformatie van het klassieke park af en richtte hij het oostelijke deel van het bos is.
Dat prachtige ontwerp werd erg precies uitgevoerd. Alle follies van het Engelse bos staan in de legende. Ook al staat dat nergens beschreven, we weten dat Emmanuel erg veel werk stak in de veranderingen, maar hij werd waarschijnlijk geholpen door een architect. Het ontwerp is niet alleen een technisch hoogstandje (hydraulica, kennis van het reliëf), er zit ook heel veel symboliek in. Goetghebuer preciseert dat architect en ondernemer Jacques Dutry de astronomische toren van Leeuwergem bouwde (13). Zou het kunnen dat hij ook bijdroeg aan de ontwikkeling van het ontwerp? Hij ontwierp namelijk de pittoreske tuinen van Wondelgem voor de familie van den Hecke en van het kasteel van Ooidonk voor de familie du Bois van Nevele.

Beschrijving van het klassieke park


In het hoofdperspectief van het park volgen talrijke waterpartijen elkaar op met de grote spiegelvijver, de sfinxenvijver, het grote kanaal en nog een vijver. Aan beide kanten werden bosjes of openluchtantichambres ingericht met een transversaal uitzicht over het park. De beroemdste plek is zonder twijfel het openluchttheater dat Emmanuel liet bouwen op de oude plek van de kastanjebomen, kort na het overlijden van zijn vader. In België en het noorden van Frankrijk is dit het enige theater van dat type dat bewaard gebleven is. De architectuur van de haagbeuken is broos, want idealiter moeten ze twee tot drie keer per jaar zorgvuldig gesnoeid worden. Het is een echt openluchttheater van 48 m lang op 26 m breed waar sinds de 18e eeuw 's zomers voorstellingen gehouden worden. Het heeft alle karakteristieke elementen van een gewoon theater, zoals een foyer, gangen, loges, de backstage van de artiesten, de parterre en de scène.

In België en het noorden van Frankrijk,
is dit het enige theater van dat type dat bewaard gebleven is.

Dit theater werd heel slim uitgedacht. De proporties zijn harmonieus. Twee marmeren standbeelden van Bentheim luisteren het theater op: het standbeeld van Diana dat de bezoeker verwelkomt en het standbeeld van Apollo op de achtergrond in het midden van de scène. De twee standbeelden lijken geïnspireerd op de twee meesterwerken uit de Grieks-Romeinse oudheid: de Diana van de jacht die in het Louvre staat en de Apollo van Belvedère in het museum van het Vaticaan. Via een discrete opening in de gang links kon je naar het landschapsbos. Vanaf het terras tussen de sfinxenvijver en het kanaal had de bezoeker een subliem uitzicht over het kasteel dat weerspiegeld werd in de grote vijver en op het kanaal dat zich aftekent in het afgebakende bos met een kroon van oude beuken.

Beschrijving van het Engelse bos


Het Engelse bos werd in twee opeenvolgende fasen aangelegd, door Pierre Emmanuel en later door zijn oudste zoon, Emmanuel. Met deze laatste wordt het bos iets bijzonders.
De huidige slechte staat van het Engelse bos is helemaal niet representatief voor zijn originele pracht. De kronkelige paadjes van vroegen zijn deels verloren gegaan. In de loop der jaren verschenen een natuurlijk kreupelbos en struiken waardoor oorspronkelijke uitkijkpunten verborgen raakten. Sommige follies zijn vervallen, zoals de astronomische toren en het hutje, en andere zijn misschien al helemaal weg. Enkel oude documenten geven ons een exact idee van het bijzondere oorspronkelijke ontwerp. Tijdens dit bezoek stel ik u het bos voor zoals voorzien in het eindontwerp van 1789-1790. Ik zal ook aangeven wat er misschien niet uitgevoerd werd. De Franse revolutionaire problemen brachten een einde aan de opbouw van het bos in 1793, dus misschien werden niet alle oorspronkelijk voorziene follies gebouwd. Opgravingen op het terrein wezen dat definitief uit.

Het park werd niet zomaar getekend. Het ontwerp zorgde ervoor dat de bezoeker langs elke follie moest komen in een precieze volgorde. Ook al kon de bezoeker kiezen uit verschillende paadjes, hij zou altijd de volgende follie tegenkomen.
De wandeling in het Engelse park begint in het openluchttheater, via een verborgen toegang die onvindbaar is voor mensen die niet weten dat hij er is. De wandelaar moest de linkse gang nemen richting de loges en halverwege was er een discrete opening in de charmante haag die toegang gaf tot het bos. Het paadje loopt rond het theater en gaat over in een doolhof. Die warboel aan paadjes moest de bezoeker in de war brengen, hem het gevoel geven dat hij verloren liep. Maar welke richting hij ook uitgaat, de wandelaar krijgt altijd de obelisk of de naburige kapel te zien. Deze twee bouwwerken staan symbool voor alle kennis die van het verleden geërfd werd, daarom staan ze ook naast elkaar.

De plaats van de obelisk op het plan is niet helemaal juist,
in werkelijkheid staat hij iets meer naar het westen toe.

De obelisk werd na juni 1789 geplaatst, zoals blijkt uit een brief van 10 juni 1789 van Charles Van Aelbrouck aan notaris Lemaieur, vertrouwensman van graaf Emmanuel d'Hane. Hij legt erin uit dat de grote blokken blauwsteen geen nut hebben, "behalve als de graaf ze zou willen gebruiken om er een naald (een obelisk) mee te maken, zoals zijn vader wou, maar verder weet ik er niks vanaf". Een twintigtal jaar later willigde Emmanuel de wil van zijn vader in. De obelisk is gemaakt van opeengestapelde blokken blauwsteen: nu liggen er nog maar twee blokken op elkaar, maar hij kan dus oorspronkelijk hoger geweest zijn.

Er zijn geen resten gevonden die wijzen op het bestaan van de kluizenaarswoning. Het ontwerp van 1789 stelt haar voor als een klein gebouw met een vrij eenvoudige architectuur. Er zitten een deur en twee ramen in de bakstenen of lemen gevel. Het zadeldak, met daarop een torentje en een kruis, is van stro.
Om weg te gaan bij de obelisk of de kapel, kon de wandelaar uit twee paadjes kiezen die allebei een grote open plek omringden en leidden naar een 'rotsgrot', waar nu niks meer van overblijft. We weten niet zeker of die rotsgrot echt gerealiseerd werd, want geen enkele latere bron bevestigt haar bestaan. De open plek was aangelegd om een open uitzicht te creëren op die enorme, steile en kegelvormige rots. In het tweede deel van de 18e eeuw ontstaat er opnieuw interesse voor geologische fenomenen. De berg, die tot dan beschouwd werd als een triest schouwspel, kreeg de uitstraling van een sublieme, intense emotie, veroorzaakt door zowel zijn angstaanjagende uitzicht als zijn verbluffende schoonheid. De bezoeker drong binnen in de flank van de rots via een uitholling. Via een steil paadjes, dat rond de heuvel liep, kon je de top bereiken, vanaf waar je een prachtig uitzicht moet gehad hebben op een groot deel van het landschapsbos.

Dan gaat de weg met lange bochten verder door een erg dichte begroeiing, wat de perceptie van de reële ruimte verstoort. Zo komt de bezoeker uit bij een vijver met onregelmatige oevers, aan de linkerkant versierd met een erg decoratieve sluis in blauwsteen. De basis is er nog, maar de vaas is gebroken. Op een foto van het logboek van het begin van de eeuw is de sluis nog intact.
De niveauverschillen laten zich voelen. Vanaf dan bleven de paadjes behouden. De weg stijgt lichtjes en loopt langs een klein beekje met sluizen. Het overtollige water loopt weg via een opening bovenaan, waardoor je het aangename gekabbel van water hoort.
De wandelaar vandaag steekt het water over via een bakstenen brug, die waarschijnlijk een oudere brug vervangt. Die houten brug, oosters-geïnspireerd, bestaat niet meer zoals ze getekend werd op het plan van 1789-1790, met een kromming en een reling met stokken van wisselende grootte, zoals de bruggen in Chinese tuinen.
Het pad gaat dan langs een brede meander en komt uit bij een brug. Die brug is er niet meer in zijn oorspronkelijke staat. Dat was een constructie van rondhout. Doordat er nergens een reling is, is het een uitdaging om erover te lopen. In het tweede deel van de 18e eeuw vinden ze het leuk om zichzelf bang te maken. De ondervonden sensaties moeten vaak een filosofische bespiegeling opwekken.

Op die plaats kan de wandelaar één van de paadjes naar rechts volgen of één van de meest idyllische uitzichten over het landschapsbos bewonderen. Op een heuvel weerspiegelde een goudkleurige tempel in het water van een vijver met onregelmatige vormen. Op het plan stonden er naaldbomen geplant in de omgeving van de tempel. De tuinontwerpers gebruikten inheemse naaldbomen, zoals de zilverspar uit de Vogezen of de gewone spar, om de sfeer van het gebergte te versterken.
De wandelaar moest toen op zijn stappen terugkeren via één van de paadjes en verder wandelen naar links, over een brug. Op het plan van 1789-1790 stond in de plaats van de huidige plaat van blauwsteen, een rustieke brug van rondhout met enkele takken bij wijze van reling. Net als de vorige bruggen, is dit werk een zekere uitdaging die niet meteen vertrouwen inboezemt.
Daarna klimt het pad vrij sterk omhoog langs de grens van het park. Zo komt de wandelaar bij een vreemde constructie van blauwsteen, dat in geen enkele oude bron vermeld staat. Als dat blok een standplaats zou aanduiden, zou zijn functie mysterieus blijven. Door zijn monumentale afmetingen is de hypothese van een sokkel niet echt waarschijnlijk. Dat zou betekenen dat het de bedoeling was dat daar een gigantisch standbeeld op kwam, wat niet echt slim zou geweest zijn, aangezien het zo dicht bij de weg ligt. De stempel van de steenhouwer achteraan het blok onthult dat het een werk is van Nicolas Paternotte (1744-1814).
Daarna ontdekte de wandelaar rechts van hem een ronde, neo-klassieke tempel die ook op het plan van 1789-1790 staat en op de gegraveerde prent van Jacques Trachez van 1790. Er ontspringen twee waterbronnen langs de twee kanten van de tempel die via een waterval in de vijver aan de voet van de heuvel lopen. Vandaag zijn er geen sporen meer van de fundamenten van die tempel. Dus, als hij ooit gebouwd werd, moet dat met lichte materialen geweest zijn, zoals hout. De illustratie geeft de indruk dat hij licht weerspiegelt, maar hout absorbeert licht. Werd hij misschien bedekt met een laagje goud, zoals de tempel van Apollo in Schwetzingen?

Het pad loopt verder langs de grens van het park en past zich aan de lichte niveauverschillen aan. Aan het zuidelijke uiteinde van het park staat de astronomische toren gebouwd door architect Jacques Dutry. Enkel de cementen benedenverdieping staat er nu nog.
Het is een zeldzaam architecturaal voorbeeld, want de tamboer begint al vanaf het grondniveau. De kubusvormige gevel beneden is maar een scherm dat volledig apart staat van de tamboer binnenin. De laatste twee verdiepingen, die te zien zijn op een postkaart uit het begin van de eeuw, werden waarschijnlijk toegevoegd in het eerste deel van de 19e eeuw. Ze breken het neoklassieke evenwicht, kundig uitgevoerd volgens het plan van 1789-1790. De astronomische toren stond bekend voor het uitzicht dat je bovenaan had. François Gérard vertelt in 1853: "Vanaf de top van die toren, kijkt de toeschouwer uit op een gigantische uitgestrektheid. Je kunt er alles ontdekken: de klokkentorens van de omliggende steden en dorpen die hun grijze spitsen laten zien boven de bekoorlijke groene velden of te midden van de uitgestrekte weilanden bezaaid met bloemen die u omringen en zich te lijken uitstrekken zover het oog reikt."
Tot op dat precieze punt van het parcours komt de enscenering van Emmanuel d'Hane overeen met het ideale landschap na 1760 in Engeland, onder de beslissende invloed van de geschriften van Burke. De bedoeling was de natuur te sublimeren door haar voor te stellen volgens een vreemde, ongewone en zelfs opvallende aanblik. De rotsgrot illustreert dit soort wilde scènes, die toen erg gewaardeerd werden, op een prachtige manier. De relatieve destabilisatie van de bezoeker door de verborgen toegang, het doolhof van paadjes, de eenvoudige brugjes verwijzen ook naar dat ideaal, want Burke zegt ook nog: "alles wat ideeën van pijn en van gevaar kan opwekken is een bron van grootsheid" (16). De paadjes en waterlopen van de astronomische toren tot het einde van het parcours werden over het algemeen getekend door Pierre Emmanuel bij de eerste aanleg van het Engelse bos. De verschillende, opeenvolgende scènes onthullen een meer bekoorlijke, minder frappante natuur die meer in harmonie is met het landschapsideaal van voor 1760 in Engeland. Emmanuel nam in 1786 genoegen met het toevoegen van enkele follies. De meest veelzeggende is zonder twijfel de graftombe.

Het pad omsluit de waterkant van een vijver versierd met twee eilanden. Die vijver wordt gevoed door een bron, Mayence genoemd op de vroegere plannen. Hij wordt versierd door een monument van blauwsteen, een kubusvormige sokkel met een afgeronde top, waar oorspronkelijk een vaas op stond. De vaas ligt momenteel enkele meters verder op de grond. Het water van de vijver mondde via ondergrondse kanaaltjes uit in een lagergelegen waterval. Het paadje daalde af tot bij het hutje. Deze follie dateert van de eerste aanlegfase van het Engelse park, aangeduid als een 'cabaene' op het plan van 1786-1789 et getekend op het plan van 1789/1790. Het is vervallen, nog twee derde van de muren staan er. Van buitenaf ziet het er heel eenvoudig uit, maar de overblijfselen in het gebouw onthullen een erg verfijnde architectuur: de binnenmuren zijn gebogen en in de vier windstreken werden vier nissen voor beelden gemaakt. In de 18e eeuw werden vaak follies gebouwd die er erg eenvoudig uitzagen, maar die uiteindelijk erg rijkelijk gedecoreerd bleken. Met dit contrast gingen ze vooral op zoek naar het verrassingsproces.
Niet ver daarvandaan, bij het oversteken van de bakstenen brug, ziet de bezoeker een graftombe liggen op een boomrijk eilandje. Het paadje loopt langs een gebied dat beschaduwd wordt door bomen die het uitzicht op de graftombe, dat vlakbij moet liggen, versperren. Dan duikt plots een prachtige ijzeren brug op in rocaillestijl. In zijn plaats staat op het ontwerp van 1789-1790 een houten brug met een piramidestructuur die doet denken aan de top van de graftombe. Het is een exacte replica van een houten brug in de tuin Painshill in Engeland waar George-Louis Le Rouge een gedetailleerde gravure van maakte. In het midden van de brug heb je het beste uitzicht op de graftombe. Die cenotaaf staat al op het plan van 1786-1789 onder de naam 'mausoleum op een eiland'. De graftombe van Leeuwergem is een replica van de graftombe van Rousseau op het populiereneiland Ermenonville. In het midden van het hoofdblok werd een bekend motto van Horatius gegraveerd: "CARPE DIEM".
Het parcours van het Engelse bos eindigt een dertigtal meter verder van het eiland met de graftombe en komt uit in het klassieke park aan het uiteinde van het hoofdperspectief.

Een parcours dat herinnert aan de inwijding in de vrijmetselarij


Rond 1770-1780 was de opkomende vrijmetselarij heel populair in de Oostenrijkse Nederlanden. De leden gingen over tot inwijdingen waarbij ze een hele fantasiewereld en een bijzondere symboliek opwekten.
Tegelijk met de ontwikkeling van de vrijmetselarij duikt er in onze streken een voorliefde op voor Engelse tuinen vanaf 1760. In die nieuwe parken worden talrijke follies opgetrokken, het zijn nu ietwat vreemde, ongewone bouwwerken. Sommige opdrachtgevers van tuinen (vaak jonge vrijmetselaarsaristocraten) konden discreet symbolisch verwijzen naar hun inwijding, want enkel de ingewijde elite kon die symboliek ontcijferen. De andere bezoekers spraken zich misschien uit over de vreemde bouwwerken (die wel in de mode waren), maar begrepen de onderliggende boodschap niet.
Het Engelse bos van Leeuwergem, zoals Emmanuel d'Hane het ingericht had, lijkt aangelegd te zijn volgens een parcours dat doet denken aan die inwijding in de vrijmetselarij. De ordening van het ontwerp van 1789 beantwoordt niet alleen aan esthetische bekommernissen, maar heeft ook een bijzondere symbolische inhoud. De onvolledige archieven over de tuinen van Leeuwergem kunnen die hypothese niet met zekerheid onderbouwen, maar verschillende zaken wijzen daarop en die opeenstapeling pleit in die richting.
De twee zonen van Pierre Emmanuel d'Hane van Leeuwergem waren vrijmetselaren. Guy Schrants schreef in zijn werk over de Gentse vrijmetselarij in de 18e eeuw dat Emmanuel en Jean-Baptiste in 1778 toetraden tot de Gentse vrijmetselarijloge La Bienfaisante. In 1783 wordt Emmanuel vermeld als spreker en zijn broer Jean-Baptiste als eerste opzichter op de ledenlijst van La Bienfaisante, opgemaakt door de Markies de Gages.
Bij elke inwijding in de vrijmetselarij vernietigen ze symbolisch de oude persoon zodat daaruit de nieuwe ontstaat. De inwijding in de vrijmetselarij is een rollenspel dat gepaard gaat met een specifieke enscenering, een dramatisering. Ze is progressief.
Bij elke graad hoort een specifiek ritueel. Bij elk ritueel moet de ingewijde een ervaring ondergaan dat hij meteen of later begrijpt. Dat proces moet hem veranderen, hem op het pad naar de verlichting brengen, waarmee de echte vrijheid bedoeld wordt.

Het bos werd vooral aangelegd als een plek om in te wandelen, open voor iedereen, zowel leken als ingewijden. Maar Emmanuel d'Hane lijkt de locaties zo ingericht te hebben dat ze symbolisch herinneren aan zijn ervaring tijdens de inwijding in de vrijmetselarij. Elke inwijding kan onderverdeeld worden in drie stappen. We volgen het pad van het bos van Leeuwergem en onderzoeken zo hoe de drie stappen symbolisch overgebracht werden.
De eerste stap, bij aanvang van de inwijding zelf, bestaat uit het onttrekken van de toekomstige ingewijde aan zijn natuurlijke milieu om hem te scheiden van de groep, van de maatschappij. Naar die afzondering wordt symbolisch verwezen in het openluchttheater. Om het bos te betreden, moet de wandelaar een verborgen doorgang volgen in één van de haagbeuken. Die doorgang is naar het oosten gericht, de plaats waar de zon opkomt. Dat is de richting van het licht en dat staat symbool voor de kennis die leidt tot het Ontwaken van de ingewijde. Ook de aanwezigheid van de standbeelden van Diana en Apollo hebben een betekenis. In de mythologie wordt Diana symbolisch gekoppeld aan de maan en Apollo aan de zon. Tijdens de Verlichting staat de maan voor de kwellingen onwetendheid, onverdraagzaamheid en staat de zon voor de verlichting van de kennis. De wandelaar loopt dan langs Diana om de weg van de Verlichting te volgen. Deze heimelijke doorgang door de beukenhaag moest ook tot de verbeelding spreken van de bezoeker en zijn interesse wekken voor mysteries. Het krachtige visuele contrast tussen het klassieke park en het Engelse bos versterken dat gevoel van de doorgang. De bezoeker in die tijd moest echt de indruk hebben dat hij een ruimte betrad van een andere dimensie. En het feit dat de toegang tot het Engelse park verborgen ligt in het theater betekent symbolisch erg veel. Het theater brengt meestal de menselijke komedie met lessen over het leven. Door de verborgen weg te nemen, wordt de toeschouwer vrijwillig acteur in een rijke ervaring, met name het parcours in het bos.

Dan volgt de tweede stap, die van de inwijding zelf. In het bos gaat het pad snel over in een doolhof, waardoor de wandelaar niet meer weet waar hij naartoe wandelt. In dat kader wordt duidelijk waarom de obelisk en de kluizenaarswoning daar staan. Ze duiken op als lichtbakens die, al dan niet bewust, de bezoeker kunnen leiden. De obelisk, versteende zonnestraal voor de oude Egyptenaren, staat symbool voor de zon. In de vrijmetselarij is het een vaak gebruikt symbool. Het kan gezien worden als een teken van de weg naar het licht.
Het plaatsen van een obelisk in een park heeft vaak ook een herdenkende functie, ofwel van de creatie van het park of van een evenement in het bijzonder. In Leeuwergem is het uitgesloten dat het de creatie van het park aanduidt, want die creatie was al eerder gestart, toen Pierre Emmanuel d'Hane nog leefde. Zou het dan geweest zijn om het succes van de Brabantse omwenteling te vieren met de terugtocht van de Oostenrijkse troepen in de zomer van 1789? Het is maar een hypothese, misschien is het gewoon toeval. Maar Emmanuel was een hevige voorstander van het vertrek van de Oostenrijkers, zodat er een regime zou komen dat de vrijheden meer respecteerde.
Ook de kluizenaarswoning moet de gedesoriënteerde wandelaar aantrekken. In de christelijke traditie is de kluizenaar iemand die ervoor kiest om alleen te leven, volledig afgezonderd van de wereld, en met een ascetische levenswijze. Net als Christus die zich vaak terugtrok in de woestijn, probeert de kluizenaar dichter bij God te komen. Dat de obelisk en de kluizenaarswoning naast elkaar staan, is dus niet zo vreemd. In die christelijke 18e eeuw verenigt de opkomende vrijmetselaarssymboliek de bouwsymboliek en de Bijbelsymboliek, zoals de Grote Architect van het Universum (God), de Tempel van Salomo, ...

De rotsgrot herinnert aan een eerste ritueel van de inwijding in de vrijmetselarij: de zuiverende aardeproef. Die rotsgrot is de symbolische en natuurlijke voorouder van de huidige reflectiekamer. De heuvel staat symbool voor het element aarde, één van de vier elementen, naast water, lucht en vuur. Het betreden van de grot symboliseert de afdaling in de ingewanden van de aarde. Alles gebeurt alsof de materiële en fysieke ervaring die de ingewijde ondergaat, staat voor de spiritiele moeilijkheden die hij moet doormaken. Zo staat het betreden van de grot symbool voor een uitnodiging tot introspectie. Bij een introspectie stelt de persoon zijn volledige persoonlijkheid in vraag. De wandelaar doorkruiste de grot via een ondergronds pad en kwam er aan de andere kant weer uit, verblind door het daglicht. Via een steil pad kwam hij uit op de top van rots. Daarboven, verbonden met de zon, moest de ingewijde wandelaar zich zijn eerste verlichting herinneren. In het Anglo-Chinese park van Maupertuis, gecreëerd door markies Anne-Pierre de Montesquiou-Fézensac (1739-1798), staat een buitengewone follie die het voorwerp kan vormen van een soortgelijke lezing. De bezoeker dringt een grot in een donkere en ingesloten rots binnen en via een ondergrondse, licht stijgende tunnel, komt hij uit in een vrij grote piramide. Die dook op uit de duistere ondergrondse tunnel en was enkel zichtbaar via de lichte opening. Na die schok ontdekte hij een prachtige ruimte, het Elysée genoemd, aan de voet van de piramide. De grot staat symbool voor de hel, de ondergrondse, steile doorgang voor de reis naar het midden van de aarde en de piramide voor de verlichting en spirituele hergeboorte.
In Leeuwergem komt de wandelaar daarna bij een sluis met daarop een vaas op een sokkel. Deze voorstelling staat symbool voor het element water. In alle beschavingen is water altijd een symbool van leven, vruchtbaarheid en zuiverheid geweest. Naast deze intrinsieke symboliek, zinspeelt deze plek op de tweede proef, die van de zuivering met water, die de kandidaat-vrijmetselaar ondergaat.

Dan moet de wandelaar drie eenvoudige bruggen oversteken, die steeds gevaarlijker zijn. Die proef dient om angst te overwinnen. Je angst overwinnen is een noodzakelijke stap in de inwijding in de vrijmetselarij om te komen tot echte vrijheid. Uitroeien door middel van confrontatie. Maar de brug staat ook symbool voor transformatie, voor de overgang van de ene toestand naar de andere.
Zo komt de wandelaar aan de voet van de heuvel waar hij de goudkleurige tempel kan bewonderen, maar hij weet niet hoe hij hem kan betreden, want een netwerk van vijvers en stroompjes blokkeren de weg. De berg aarde creëert een stijgend effect die dat idyllische uitzicht verheerlijkt. De tempel wordt voorgesteld als een ideaal doel, moeilijk te bereiken, want er lijkt geen enkele zichtbare weg naartoe te leiden. De wandelaar moet op zijn stappen terugkeren, blijk geven van nederigheid, noodzakelijke voorwaarde van elk leerproces.
Vanaf waar de wandelaar de tempel zag liggen, is de stijgende weg ernaartoe fysiek erg zwaar. Die weg staat symbool voor de moeilijkheden die overwonnen moeten worden om dat stadium van kennis te bereiken. Enkele meters verder kruiste de bezoeker iets wat lijkt op een altaar. Is dit een verwijzing naar het altaar waaraan de leerling-vrijmetselaar zijn eed moet afleggen, na de vier zuiverende proeven?

Na een laatste klim kwam de wandelaar aan bij de goudkleurige tempel. In de Engelse tuinen wordt de cirkelvormige tempel vaak geassocieerd met een rotsachtige onderbouw. De rotsen staan symbool voor het ruwste van de natuur en de tempel, met zijn extreem verfijnde architectuur, staat symbool voor de voordelen van kennis. In die tijd waren ze ervan overtuigd dat de natuur zij die er aandacht aan besteedden, kon onderwijzen. Dat sterke, verbluffende beeld werd vaak gebruikt om de Tempels van de Deugd, Filosofie, Roem of Vrijheid te belichamen.
Blijkbaar doet de goudkleurige houten tempel in Leeuwergem sterk denken aan de verlichting van de vrijmetselaars. Het prachtige uitzicht op het bos bracht de mensen in vervoering, ze raakten gefascineerd, een beetje zoals de verlichting die veroorzaakt werd door de inwijding. Dankzij de vrije ruimte boven ziet de wandelaar de elementen van het park waar hij al liep of waar hij nog moet komen. Zo kan hij ze met elkaar verbinden. Er zijn twee grote bronnen langs weerszijden van de tempel, wat doet denken aan het symbolische visioen van Ezechiël dat verteld wordt in de Bijbel (47,1-13): een waterbron, synoniem voor leven en vruchtbaarheid, komt naar boven vlak bij de poort van de Tempel. Dat water blijft stromen, wat mensen bij hun passage leven en vruchtbaarheid belooft.

De astronomische toren komt niet overeen met een inwijdingssymboliek. Die toont gewoon aan dat de eigenaar geïnteresseerd was in astronomie, zoals bij veel mensen het geval was in de 18e eeuw.
Daarna daalde de weg langzaam langs een stroompje opgeluisterd met watervalletjes. Het hutje, overblijfsel van de eerste aanleg van het bos door Pierre Emmanuel d'Hane, lijkt te zijn bestemd voor het plezier van de wandelaars. Het ziet er eenvoudig uit, maar het verbergt een heel gerieflijk en geraffineerd interieur, met een schoorsteen. Het was er aangenaam voor de wandelaar om er even halt te houden, hij kon zich er verwarmen en misschien zelfs een lichte maaltijd krijgen.

De graftombe sluit het symbolische parcours af. Je ziet haar vanaf een brug (die een doorgang is) en ze roept de dood op van de lekenstatus en de geboorte van een nieuwe, ingewijde man. De aanwezigheid van verschillende boomsoorten met begrafeniskarakter, zoals de moerascipres, de treurwilg en de taxus, langs het parcours versterken dat idee. De derde stap van de inwijding is de re-integratie van de ingewijde in de groep. De spreuk van Horatius, 'Carpe diem', op de graftombe moet in die context gezien worden. Leven volgens de ervaringen tijdens deze tocht en zich in die richting blijven perfectioneren, is een gebod.
Bij het verlaten van het bos loopt de wandelaar langs het kanaal en ziet hij de sfinxen. Net als Apollo en Diana hebben ze geen vrijmetselaarsbetekenis in het bijzonder. Ze verbergen wel een interessante symboliek die goed past bij het einde van dit parcours. In de Griekse traditie zijn sfinxen mysterieus. In de Griekse betekenis van de term is mysterie alles wat gedood moet worden. Geheimhouding is noodzakelijk bij de inwijding in de vrijmetselarij, want de ingewijde moet zich meester maken van de werkelijkheid via zijn emoties, via een zintuiglijke schok, en niet via een intellectueel leerproces. Volgens de Egyptische traditie is de sfinx de bewaker van de dodenwereld, dus de plaats waar de overledene toegang krijgt tot de wedergeboorte. Dus we kunnen de inwijding in de vrijmetselarij vergelijken met een symbolische dood en een spirituele wedergeboorte

Het Engelse bos van Leeuwergem lijkt te getuigen van die enorme begeerte voor de vrijmetselarij tijdens de Verlichting.